TOP

Zo ziet het nieuwe Schoenenkwartier in Waalwijk eruit

Het Schoenenkwartier in Waalwijk begint steeds meer vorm te krijgen. We mochten alvast een kijkje nemen bij de verbouwing van het monumentale Kropholler-complex, waar het nieuwe museum de deuren zal openen. Directeur Anouk van Heesch mikt op 35.000 bezoekers per jaar. “Het Schoenenkwartier moet voor Waalwijk worden wat het Textielmuseum voor Tilburg is.”

Foto’s: Piet Pulles, Waalwijk

Je moet het weten, maar die opvallende boogstructuren in het Atrium van het Schoenenkwartier – die zijn ongeveer net zo groot als een walkvat, een machine die in de leerindustrie wordt gebruikt om huiden te looien. En laat in de ruimte waar we ons bevinden nou net zo’n walkvat staan; een houten versie uit circa 1900. Directeur Anouk van Heesch straalt als ze erover vertelt. “Een van onze gewaardeerde vrijwilligers wees ons op de vergelijking. Hij vond het zó’n mooie vondst van de architecten. Maar het bleek dus een prachtig toeval te zijn.”

Met een schone lei

Het Schoenenkwartier opent naar verwachting op 16 april 2022 de deuren voor het publiek, vijf jaar nadat diens voorganger – het Nederlands Leder en Schoenenmuseum in Waalwijk – de deuren sloot. Met de opening gaat de langgekoesterde wens van de gemeente om het museum een centrale plaats in het centrum te geven, in vervulling. En wat voor een plek: het monumentale Kropholler-complex aan het Raadhuisplein, een van de markantste gebouwen van de stad. Vijf jaar is een lange tijd, zegt Van Heesch. “Maar dat zien we juist als een voordeel. Nu kunnen we met een schone lei beginnen. Bovendien zijn de coronaperikelen grotendeels aan ons voorbijgegaan. Maar we houden er toch beter rekening mee dat we vanwege Covid-19 wel aan bepaalde restricties gebonden zullen zijn. Ontzettend jammer, maar áls we eenmaal van open kunnen, zijn we vooral ontzettend blij. Net als zoveel van onze collega’s in de culturele sector.”

Het Schoenenkwartier mikt op 35.000 bezoekers per jaar. Van Heesch twijfelt er niet aan of dat gaat lukken. “Het voormalige Schoenenmuseum trok voor de sluiting jaarlijks al 20.000 bezoekers. En dat was veel kleiner en specifieker van opzet, en bevond zich op een industrieterrein aan de rand van de stad.” Het vernieuwde museum moet voor Waalwijk worden wat het Textielmuseum voor Tilburg is, vervolgt ze. “Een plek om het regionale erfgoed en de positie die Waalwijk daarmee nationaal én internationaal veroverde, te eren. En laten we de hedendaagse ontwerpers niet vergeten. We hebben hier designers die voor wereldsterren als Beyoncé en toonaangevende luxemerken als Balenciaga en Mugler ontwerpen (van de recent overleden ontwerper Thierry Mugler, red.). Nederland doet er gewoon toe.”

Regio met rijke geschiedenis

Even wat historische context. Waalwijk ligt in De Langstraat, het vroegere centrum van de Nederlandse leer- en schoenenindustrie. De regio had alles wat nodig was voor het looien van leer – koeien, eikenbossen en zuiver stromend water – en daaruit vloeiden weer schoenmakersbedrijfjes aan huis en uiteindelijk (industriële) schoenfabrieken voort. Hoewel de productie anno 2021 vrijwel volledig uit ons land is verdwenen, vindt een groot deel van de handel nog steeds in en om Waalwijk plaats. Schoenengigant vanHaren zetelt er, net als leveranciers als P.J. Klerx & Zonen en de Unlimited Footwear Group. Nubikk is zelfs een van de directe buren van het Schoenenkwartier.

‘We vertellen het verhaal van De Langstraat zoals het echt was’

Het is een van de verhalen die het Schoenenkwartier wil vertellen. Op de begane grond kunnen bezoekers ervaren wat er allemaal komt kijken bij het productieproces. Van het wassen van de huiden tot het moment dat de schoen in de schoenendoos gaat – het komt allemaal voorbij. Traditionele en nieuwe technieken worden naast elkaar gepresenteerd. Je ziet hoe een ouderwetse karrewals werkt (een zware machine die alle oneffenheden uit het leer moest strijken), maar ook welke alternatieven er anno 2022 voor dierlijk leer zijn. Daarin verschilt het nieuwe museum van zijn voorganger, zegt Van Heesch. “Daar maakte je een reis terug in de tijd. Hier presenteren we verleden en toekomst naast elkaar.”

Kenniscentrum en Maaklabs

Een verdieping hoger wordt de geschiedenis van De Langstraat verbeeld. “Zoals het echt was”, zegt Van Heesch. “Niet geromantiseerd. Er was maar een kleine groep die van de bloeiende industrie in De Langstraat profiteerde. De tegenstellingen tussen arm en rijk waren enorm.” Hier vind je ook het Kenniscentrum, met een bibliotheek en auditorium voor lezingen, masterclasses en filmvertoningen. De zitkussens in het auditorium zijn ontworpen door tweedejaarsstudenten van vakschool Sint Lucas. Een ander pronkstuk is de ‘Materialenkast’. Van Heesch: “Wil je weten hoe ‘leer’ van cactussen of bloed eruitziet, ruikt en voelt? Wij hebben het en je kunt alles aanraken. We willen alle kennis samenbrengen op één centraal punt, zodat anderen daarop voort kunnen bouwen.”

Dat brengt haar op de derde pijler binnen het concept; naast het museum en kenniscentrum heeft het Schoenenkwartier eigen werkplaatsen – de ‘Maaklabs’ – waar (opkomende) ontwerpers, makers en studenten kunnen werken. Ook op dat vlak is het Textielmuseum een voorbeeld. Van Heesch: “Zij werken met hun Textiellab veel samen met jonge ontwerpers, waar nieuw werk wordt ontwikkeld dat weer urgentie heeft voor het museum. Het is een continue kruisbestuiving.” Bezoekers kunnen ook zelf in de ‘labs’ aan de slag. Het Schoenenkwartier heeft speciale publieksparticipatiemachines en biedt daarnaast diverse workshops met onder meer opkomende en gevestigde ontwerpers aan.

Van glazen muiltjes tot Crocs

De tweede en bovenste verdieping van het museum is gewijd aan de schoen zelf. Naast de vaste opstelling zijn hier straks halfjaarlijkse wisselexposities te zien (zie kader). Op deze etage wordt ingezoomd op de schoen als identiteitsdrager: hoe is deze in een bepaalde plaats, cultuur en tijd te plaatsen? Bezoekers leren meer over de rituelen, verhalen en sprookjes waarin schoenen een rol spelen – zo is het glazen muiltje van Assepoester er te zien. “Maar we kijken ook naar mobiliteit, prestatieverbetering en workwear”, zegt Van Heesch. “Dus tonen we daarnaast orthopedische schoentechnieken, de schoenen waarop Eliud Kopchoge als eerste langeafstandloper de marathon onder de twee uur liep en de Crocs die bijna gemeengoed zijn geworden voor verplegend personeel.”

‘Als we ons alleen op mode zouden richten, zouden we de innovatiekracht van de sector tekortdoen’

Ze wil maar zeggen: een schoen is zoveel meer dan een modeartikel alleen. “We zouden de innovatiekracht van de sector tekortdoen als we alleen dat aspect zouden laten zien. Maar natuurlijk kunnen ook fashionliefhebbers hier hun hart ophalen, want we geven Nederlandse ontwerpers het podium dat ze verdienen. Een van de pronkstukken – en een persoonlijke favoriet – is de sculpturale ‘Bow’ van de vorig jaar overleden topdesigner Peter Popps. Ik ben enorm vereerd dat ik hem nog persoonlijk heb kunnen ontmoeten.”

Het Schoenenkwartier zoekt ook de samenwerking met schoenen- en leerbedrijven uit De Langstraat. In het Bodehuisje naast het Atrium zijn een speciale businesslounge en een ‘Gastlab’ ingericht, die worden verhuurd voor meetings, collectiepresentaties en andere events. Buiten de ticketverkoop is dat een van de manieren waarmee het Schoenenkwartier eigen inkomsten wil genereren, ter aanvulling op de gemeentelijke subsidie die het museum jaarlijks ontvangt. De verhouding moet uiteindelijk 50-50 worden. “We zijn geen commerciële instelling, maar werken wel toe naar een gezonde eigen exploitatie”, licht Van Heesch toe. “De tijd dat musea louter draaiden op subsidie is voorbij. Dat is ook goed, want het geeft ons meer vrijheid om bijvoorbeeld nieuwe plannen te ontwikkelen en grotere aankopen te doen. Bovendien houdt het ons scherp.”

Vanuit de kern bouwen

Naast de makersopleidingen en het bedrijfsleven is er nog een belangrijke groep die in opdracht van de gemeente uitdrukkelijk in de plannen moest worden meegenomen: de Waalwijkers zelf. Dat was waar het in 2017 misging met het instituut dat het schoenenmuseum aanvankelijk zou opvolgen: het failliet verklaarde en inmiddels opgeheven Slem (Shoes, Leather, Education, Museum). Slem begon als educatie- en innovatiecentrum en het museum zou daarbij worden getrokken. Dat plan liep vertraging op en hoe langer het uitstel duurde, hoe verder het draagvlak lokaal afbrokkelde. Het voornaamste bezwaar? Slem zou te internationaal georiënteerd en daarmee te gesloten zijn; de gemeente miste de connectie met het regionale bedrijfsleven en (de inwoners van) de stad. Van Heesch was op dat moment nog niet bij het Schoenenkwartier betrokken. “Maar mijn eigen werkervaring heeft me wel geleerd om allereerst vanuit de kern draagvlak op te bouwen”, zegt ze. “Eerst de stad, dan de regio, dan Nederland en dan de grens over. Op onze eerste oproep voor extra vrijwilligers kwamen meteen meer dan zeventig aanmeldingen binnen. Dat vind ik enorm bemoedigend. Je kunt nog zulke prachtige ambities hebben, maar als je eigen stad niet achter je staat, ben je nergens.”

Het programma voor 2022-2024

– Put on your red shoes – de relatie tussen muziek en schoeisel vanaf 1950 tot nu (voorjaar 2022);

– De magie van cuir bouilli (najaar 2022)

– Future proof: de toekomst van de sneaker (voorjaar 2023)

– René van den Berg (najaar 2023)

– Leather jackets (voorjaar 2024)

– Fly me to the moon: maanschoenen en kunstleer (najaar 2024)