TOP

Hoe duurzaam is de kledingindustrie 5 jaar na Rana Plaza? [analyse]

Deze week is het vijf jaar geleden dat kledingfabriek Rana Plaza in Bangladesh instortte. Ruim 1.100 werknemers verloren het leven. Een wake-up call voor de mode-industrie, die de problemen in arme productielanden niet langer kon negeren. Vijf jaar na Rana Plaza is de vraag: zijn we echt bewuster geworden? We vragen het MVO Nederland, de Fair Wear Foundation, Schone Kleren Campagne en Modint. "Rana was een game changer".

Foto: Lauren Jong

Een ‘game changer’ noemt business developer bij MVO Nederland Michiel van Yperen de ramp in Bangladesh vijf jaar geleden. “Door eerdere (dodelijke) incidenten lag de industrie in het land al aardig onder vuur. Op dat moment stortte de Rana Plaza fabriek in Dhaka in en was wereldwijde aandacht voor de veiligheid en werkwijze in lagelonenlanden het gevolg.”

Actie kwam na de ramp snel op touw en een maand later werd het Bangladesh Veiligheidsakkoord getekend door ruim 200 kledingmerken, retailers en importeurs in meer dan twintig landen. Door het akkoord zijn circa 2.000 fabrieken gecontroleerd (audits) en 150.000 problemen geïdentificeerd, waarvan volgens de organisatie nu zo’n 84 procent is opgelost. 

Ook aan de arbeiders werd gedacht: het minimumloon werd in 2013 verhoogd van 3.000 naar 5.300 Taka, zo’n 51 euro. Inspanningen waar we volgens Nienke Steen, senior consultant bij Modint trots op mogen zijn. “Door samenwerkingen als het akkoord nemen we onze verantwoordelijkheid als westerse kledingbranche, maar we realiseren ons ook dat hiermee niet alle problematiek is opgelost.” 

We zijn er nog lang niet 

Vijf jaar na Rana Plaza kan worden geconcludeerd dat er veel is veranderd op het gebied van veiligheid, maar er nog een lange weg is te gaan. Het aantal gecontroleerde fabrieken behelst nog maar een derde van het totaal aantal in louter Bangladesh. Bovendien richten het Veiligheidsakkoord, maar ook de Alliance die werd getekend door met name Noord-Amerikaanse bedrijven, zich vooral op de bouwveiligheid van fabrieken.  

Arbeidsters zijn nog steeds achtergesteld als het gaat om loon, overuren en vakbondsvrijheid. De overheid biedt geen enkele protectie voor haar ongeveer 4 miljoen kledingarbeidsters in geval van letsel tijdens werk. 

Pas na twee jaar intensieve campagne hebben de Rana Plaza-slachtoffers en nabestaanden compensatie ontvangen. Ook zijn salarissen in de afgelopen jaren niet verhoogd, terwijl het besteedbaar inkomen is gedaald met 6,47 procent. Een leefbaar loon zou minimaal 16.000 Taka (156 euro) maar liever nog 37.661 Taka (368 euro) betekenen volgens de Bengaalse vakbonden. Dit jaar vinden er verplichte nieuwe onderhandelingen plaats en de overheid heeft zich gecommitteerd aan een verhoging van het minimumloon. 

Hoewel de eis van de vakbonden duidelijk is, zal de overheid zeker gevoelig zijn voor het argument van werkgevers dat de concurrentiepositie van Bangladesh te hard wordt geraakt als de lonen te hard omhoog gaan, meent Fair Wear Foundation volgens communicatiemanager Lotte Schuurman. De organisatie zet zich wereldwijd in voor de arbeidsomstandigheden van werknemers in de textielindustrie, zoals het terugdringen intimidatie en (seksueel) geweld. 

Schuurman: “Een hardnekkig en wijdverspreid probleem. Er werken miljoenen vrouwen in de industrie waarvan velen soms dagelijks met verbaal, of erger, geweld te maken. Ze voelen zich niet veilig genoeg om een klacht in te dienen, bang om ontslagen te worden. Wij hebben daarom ‘anti-harassment committees’ opgericht in zowel Bangladesh als India. En het helpt. Vrouwen lijken zich veiliger te voelen en de comités hebben samen met het management klachten opgelost en de dialoog in fabrieken geopend.” 

Circulaire mode 

Verenigen zorgt er volgens Schuurman voor dat we meer voor elkaar krijgen in de kledingindustrie. Aangesloten merken moeten elk jaar kunnen aantonen dat ze aanzienlijke stappen hebben gezet op weg naar betere arbeidsomstandigheden, waarna de resultaten online worden geplaatst. 

In Nederland zijn merken als Claudia Sträter, SuitSupply, Anna van Toor, Kings of Indigo en Expresso aangesloten bij de Fair Wear Foundation. Een aantal van hen hebben ook het Convenant Duurzame Kleding & Textiel getekend, een coalitie tussen diverse vakbonden, brancheorganisaties, overheid en merken in Nederland. 

Ook de merken die hierbij aangesloten zijn, moeten jaarlijks met een verbeterplan komen voor de onderwerpen afgesproken in het convenant. Waar mogelijk alleen of samen met vakbonden en ngo’s wordt gewerkt aan tegengaan van onder andere discriminatie en kinderarbeid en het stimuleren van vrije onderhandelingen en leefbaar loon. Ook opgenomen op de agenda: zaken als vermindering van negatieve milieu-impact van grondstoffen, het voorkomen van dierenleed, minder gebruik van water, energie en chemicaliën. 

Onderwerpen waar MVO Nederland zich ook op richt. Van Ypereren: “Denk aan nieuwe businessmodellen. Zo zijn we in India een project gestart om circulaire mode gemeengoed te maken. Daarbij wordt snel aan de milieu-impact gedacht, maar ook het sociale aspect door ketenintegratie en samenwerking zijn erg belangrijk. Door circulair te produceren moet je samenwerken en haal je anonimiteit uit de keten. Daardoor wordt transparantie gestimuleerd en zullen er minder arbeidsschendingen het gevolg zijn.” 

Volgens Van Yperen kun je verandering op twee manieren bewerkstelligen: “Je inventariseert op welke punten het systeem faalt en probeert dat te repareren − wat eigenlijk het akkoord doet – of je kijkt naar nieuwe systemen waardoor sommige problemen overbodig worden. Dat is waar wij ons op richten.”  

Er verandert een hoop in de kledingindustrie, maar het kan sneller volgens Van Yperen. Bedrijfskleding loopt bijvoorbeeld voor als het gaat om circulaire technieken. De Bengaalse markt is erg gericht op bulkproductie, maar wat gebeurt er als mechanisering zijn intrede doet? 

“Automatisering lijkt geheel aan het land voorbij te zijn gegaan. Daar waar andere landen als Sri Lanka en India verder zijn in technische ontwikkelingen. Daar zie je dat arbeiders beter worden behandeld omdat het werk complexer wordt. De arbeiders zijn meer waard. Het zou goed zijn voor de arbeidsomstandigheden in Bangladesh als circulaire modellen en technologie ook daar zijn opkomst maakt.” 

Transparantie 

Een misverstand: in andere landen, zelfs in Europa, zijn de arbeidsomstandigheden niet vanzelfsprekend goed, merkt Tara Scally van Schone Kleren Campagne op. “Ook hier worden mensen uitgebuit en van de arbeidsters die wij in India spraken voor ons onderzoek naar lonen, ontvangt een derde van de mensen nog minder dan het minimumloon.”  

Reden om zowel consumenten en bedrijven bewust te blijven maken van de omstandigheden in de kledingindustrie. Schone Kleren Campagne doet dit wereldwijd middels onderzoek en campagne voeren. Zoals de Transparancy pledge, waarbij de organisatie bedrijven opriep hun fabriekslijst openbaar te maken. 

 “Voor arbeiders zelf is het van belang te weten voor wie ze werken, maar ook voor consumenten: in welke en in hoeveel fabrieken wordt mijn kleding gemaakt? De pledge is wereldwijd door 50 duizend mensen getekend en daarop hebben meerdere merken aangegeven dat ze hun lijsten openbaar gaan maken. Staat jouw naam op een kledingstuk dan ben jij verantwoordelijk te weten waar je kleding wordt gemaakt. Soms wisselt een leverancier zo vaak van fabriek, afhankelijk van prijs en tijd. Daarentegen zouden ze ook met vaste fabrikanten in gesprek kunnen gaan en berekenen hoeveel tijd er nodig is om kleding te maken, welk loon de arbeider krijgt en of de prijs dan nog wel eerlijk is. Een benadering vanuit een eerlijke prijs, niet alleen wat je als merk wilt betalen voor de productie.”  

Steen ziet de criteria transparantie en MVO-ondernemen steeds vaker bovenaan de lijst van kledingmerken staan. “We kunnen gerust van de start van de fashion revolutie spreken”, vertelt ze. “Waar vroeger prijs, kwaliteit en levertijd selectievoorwaarden waren, wordt er tegenwoordig óók goed onderzocht of de fabrikanten zijn aangesloten bij het akkoord, of ze al ge-audit worden en of er een MVO-beleid is.” 

Misvattingen 

Waar komt deze vraag naar transparantie vandaan? Steen wijst op het Retail2030 onderzoek van Inretail waaruit blijkt dat de consument het in de toekomst niet meer pikt als hij niet weet waar producten vandaan komen. Al worden er nu nog weinig vragen gesteld, merkt ze op. 

Steen: “Het is goed om te zien dat leveranciers al wel bezig gaan met de vraag wie hun kledingstukken maakt. Vaak dealen zij met een tussenpersoon en hebben geen idee wie naast de productie verantwoordelijk is voor het leveren van stoffen, de fournituren, wie er verft en waar het katoen vandaan komt. Gebeurt dat duurzaam en worden arbeiders overal eerlijk betaald? De meeste bedrijven zijn dit nog voor zichzelf aan het uitzoeken, maar het is een goede eerste stap naar transparantie.” 

Van Yperen sluit zich hierbij aan: “Leer je eigen keten kennen en maak die transparant. Kinderarbeid komt niet vaak meer voor in productie, maar bijvoorbeeld nog wel op de katoenvelden. Zolang landen als China en Rusland zich nog niet bij de OESO-richtlijnen hebben aangesloten, zal er oneerlijke handel en kinderarbeid bestaan.” 

Ook van belang: een duurzame en langetermijnrelatie met fabrikanten, merkt Schuurman op. “Merken zijn niet altijd bewust van hun invloed op de omstandigheden in fabrieken. Het is belangrijk om de productieplanning goed op elkaar af te stemmen door bijvoorbeeld geen onrealistische deadlines te hanteren, zodat je niet een te grote druk legt op fabrieken en werknemers moeten overwerken.  Als je een lange en stevige relatie hebt met fabrikanten dan kun je aan heel veel dingen beter werken dan wanneer je dat niet hebt.” 

2018 Transitie Akkoord 

Revolutie of niet, duidelijk is dat er nog een hoop is te winnen. Het Bengaalse Veiligheidsakkoord loopt volgende maand af, waarna op 1 juni het 2018 Transitie Akkoord ingaat. Het driejarige programma bouwt voort op het succes en de plannen die in het Veiligheidsakkoord zijn gemaakt. Naast de focus op brand- en bouwveiligheid is ook vakbondsvrijheid in het akkoord opgenomen. Zo blijkt uit onderzoek (pdf) dat de schending van rechten voor werknemers om deel te nemen aan een vakbond of om te staken is gestegen met bijna 12 procent in de afgelopen jaren. 

Door de vrijheid van vereniging en een goede klachtenprocedure kunnen arbeidsters gezamenlijk opkomen voor hun recht op een veilige fabriek. Juist in landen als Bangladesh noodzakelijk, vertelt Scally. “Voor jezelf opkomen is er erg gevaarlijk. Zo zagen we dat na de stakingen voor hoger loon in december 2016 er duizenden mensen werden ontslagen, honderden opgepakt en tientallen gevangen gezet. Uiteindelijk kwamen een groot deel van die mensen op een zwarte lijst terecht waardoor ze niet meer in fabrieken mogen werken.” 

Komende jaren dient er vooral te worden gewerkt aan samenwerken. Met fabrikanten en tussenpersonen in de lageloonlanden, maar ook tussen ngo’s, vakbonden en leveranciers in de westerse wereld. Scally besluit: “99 procent van de kleding is nog niet schoon. Het akkoord is een goed voorbeeld van meetbare, concrete resultaten waarbij je per fabriek hun status kunt inzien. Nu is het de beurt aan transparantie in de keten en zorg voor eerlijke lonen.” 

 


 Feiten en cijfers 

  • Bangladesh is het tweede grootste kledingexport land ter wereld. Er werken zo’n 4 miljoen kledingarbeidsters in de sector 
  • Ruim 2 jaar duurde het voordat nabestaanden en slachtoffers van de Rana Plaza-ramp compensatie kregen 
  • Het Veiligheidsakkoord heeft sinds 2013 131.953 overtredingen op gebied van brand- en bouwveiligheid geconstateerd bij 1.621 fabrieken 
  • Inmiddels zijn 97.235 bevindingen gecorrigeerd, een gemiddelde van 60 overtredingen per fabriek 
  • Dankzij het akkoord zijn er in 846 fabrieken health- en veiligheidstrainingen aan personeel gegeven 
  • Het Veiligheidsakkoord heeft 96 fabrieken ‘gediskwalificeerd’ omdat zij zich niet aan de veiligheidsregels houden. Dit betekent dat zij geen zaken meer mogen doen met merken die het akkoord hebben ondertekend 
  • Doelstelling van het Convenant Duurzame Kleding & Textiel is dat in 2018 minstens de helft en in 2021 80 procent, van de Nederlandse kleding- en textielsector meedoet 
  • Uit een zelf-evaluatie van bedrijven blijk dat slechts 17% de risico’s in de eigen keten voldoende heeft onderzocht bij aanvang van het convenant 
  • In maart 2018 hadden 121 merken het nieuwe akkoord getekend, 55 procent van de huidige leden

Nederlandse invloed 

Vanuit Nederland oefenen we volgens Nienke Steen van Modint op minimaal vijf manieren invloed uit op de kledingindustrie in lageloonlanden, met name gericht op Bangladesh. 

1. “Het Convenant Duurzame Kleding & Textiel, ondertekend door circa 70 Nederlandse merken 

2: Bangladesh Veiligheidsakkoord waaraan 22 Nederlandse bedrijven deelnemen 

3: Bedrijven die individueel de dialoog met leveranciers aangaan en audits laten uitvoeren en opvolgen samen met de fabrikanten. Een voorbeeld hiervan zijn  de 22 Nederlandse bedrijven aangesloten bij multi-stakeholder organisatie Fair Wear Foundation  

4: Via het Centrum tot Bevordering van de Import (CBI), die vanuit de overheid investeert in consultants die Bengaalse fabrikanten verder helpen op gebied van werkomstandigheden zoals ergonomie, bescherming op de werkvloer en chemicaliën in bijvoorbeeld ververijen.  

5: Collectieve projecten zoals PACT, Partnership for Cleaner Textile, waar onder andere de Nederlandse overheid en G-Star zich inzetten voor een schonere textielproductie. Denk ook aan de participatie van C&A en Esprit in ACT, Action Collaboration, Transformation, voor leefbaar loon.”