TOP

Grote verschillen in drukte in winkelstraten van de binnenstad *

Het bezoek van de winkelstraat daalde sinds 2004 met meer dan 20 procent, zo meldt ABN Amro in een rapport over de Nederlandse retail. In 2015 waren op een koopzaterdag in totaal zo’n 730.000 minder passanten in de winkelgebieden van ons land dan elf jaar eerder. Maar er is een groot verschil tussen de verschillende binnensteden in Nederland.

Hoewel de economie aantrekt, winkeliers hun verkoopvolumes zien toenemen en het consumentenvertrouwen bovengemiddeld is, kampt de winkelstraat nog altijd met een fors overschot aan winkelvloeroppervlak, stelt ABN Amro in een rapport.

 

plaatje 1

 

 

Daarbij komt er twintig procent minder bezoek in de winkelstraat. Van alle winkelgebieden zag 85 procent het bezoek sinds 2004 teruglopen. Die terugloop is door het hele land te zien. De bank ziet dit als signaal dat het onderscheidend vermogen van winkelgebieden onder druk is komen te staan. De concurrentie wordt door een terugloop in het aantal passanten alleen maar groter.

 

Daling passanten: 21,2 procent 

 

Liepen er in 2004 op een koopzaterdag in totaal nog ruim 3,4 miljoen passanten door de winkelgebieden in heel het land,  inmiddels zijn dit er nog ruim 2,7 miljoen: een daling van 21,2 procent. Sinds 2010 is er sprake van een daling van 14,2 procent in het aantal passanten. Dit houdt in dat het aantal passanten dat op zaterdag door de winkelstraat loopt, in vijf jaar tijd met 450.000 is gedaald.

 

plaatje 3 

 

In de binnensteden daalde het aantal passanten procentueel minder sterk dan in andere winkelgebieden. De daling van het aantal passanten in binnensteden bedroeg sinds 2004 19,8 procent. In grote hoofdwinkelgebieden bedroeg de daling 22,3 procent, in de kleine hoofdwinkelgebieden de daling 25,8 procent. In de ondersteunende stadsdeelcentra bedroeg de daling 26,1 procent. 

 

Sterke stijgers: Leeuwarden, maar ook Middelburg 

 

Niet in alle winkelgebieden gaat het op dit punt slecht, ziet ABN Amro. Zo zag het centrum van Leeuwarden het aantal passanten met 37,5 procent toenemen sinds 2004. En ook de centra van Amsterdam (+29,6 procent) en van Eindhoven (+22,4 procent) konden meer bezoekers verwelkomen. 

 

Buiten de binnensteden gooien bijvoorbeeld de centra van Middelburg (+20,1 procent) en Zeist (+19 procent) hoge ogen. Ook de centra van Geleen, Ede, Nijkerk en Cuijk wisten het bezoek op te schroeven. In de P.C. Hooftstraat in Amsterdam – een zogenoemde ‘binnenstedelijke winkelstraat’ – ging sinds 2012 het bezoek met een derde omhoog. 

 

Te veel fysieke winkels

 

Echter, over de gehele linie daalt het aantal passanten en stijgt de leegstand. Daarbij is de concurrentie zeer groot, stelt de bank, mede door de overcapaciteit aan fysieke winkels. In de non-fooddetailhandel lag het aantal vierkante meters vorig jaar 11 procent hoger dan in 2004, terwijl er nu een kleine 10 procent minder wordt verkocht ten opzichte van die periode, mede door de crisisjaren.

 

Nu wordt bijvoorbeeld 19 procent meer vloeroppervlak door kledingwinkels bezet dan in 2004, terwijl de verkoopvolumes met 18 procent zijn gedaald. Bovendien wordt nu een veel groter deel van de verkoop via online verkoopkanalen gemaakt. Zo ging in het eerste kwartaal van 2016 zo’n 18 procent van de consumentenbestedingen aan kleding via internet. 

 

Leegstand door concurrentie

 

Mede door die grote concurrentie zijn veel faillissementen uitgesproken in onder meer de modebranche en is leegstand ontstaan. In 2009 stond 4,9 procent van de verkooppunten in de detailhandel leeg. In de loop der jaren is dit opgelopen naar 7,4 procent halverwege 2016. In vierkante meters bedraagt de leegstand medio 2016 inmiddels 8,3 procent. 

 

In binnensteden zal de extra leegstand die ontstaan is door het faillissement van V&D snel worden opgevuld door internationale ketens als Hudson’s Bay. Dat geldt echter niet voor kleine en grote hoofdwinkelgebieden (respectievelijk 100 tot 200 winkels en 200 tot 400 winkels, red.), die steeds vaker aankijken tegen lege winkelvloeren.

 

Structurele leegstand

 

Bij de totale leegstand gaat het in een kwart van de gevallen panden die ‘structureel’ leegstaan, ofwel langer dan drie jaar. Dat verschijnsel is vooral zichtbaar aan de randen van Nederland en in krimpgebieden binnen bijvoorbeeld Friesland, Groningen, Zuidwest-Overijssel, Flevoland Midden en Zuid-Limburg. De interesse voor winkelpanden in de binnensteden en op drukke locaties is groot. Daardoor ontstaat een divergerend beeld. Zo is de leegstand in de binnensteden relatief langzaam opgelopen: sinds 2012 van 6,3 procent naar 6,8 procent in relatie tot het aantal verkooppunten. In hoofdwinkelgebieden liep de leegstand sneller op, naar niveaus rond de 12 procent halverwege 2016.

 

 

plaatje 2 

 

De voorkeur voor toplocaties binnen de steden is terug te zien in de leegstandcijfers. Over diverse winkelgebieden heen staat 7 procent van de verkooppunten op A-locaties leeg, terwijl de leegstand op de minder drukke B2- en C-locaties gemiddeld 13 procent en respectievelijk 14 procent bedraagt.

 

In het rapport stelt de bank dat het weliswaar blijft geloven in de functie van de fysieke winkel en de kracht van een combinatie van online en offline. De urgentie moet echter wel hoog zijn om de daling van het aantal passanten te stoppen en de samenwerking hiertoe te zoeken. 

 

‘Fysieke winkelstraat zeer relevant’

 

Wij verwachten dat grootschalige overheidsmaatregelen zoals sluiting van winkelgebieden en transformatie tot woningen deze trend kunnen keren in de komende jaren, ondanks de toename van online verkopen”, concludeert Sonny Duijn, retailexpert bij de bank. “De fysieke winkelstraat blijft in onze visie zeer relevant. Door de juiste ingrepen centrale overheden, collectief optreden van retailers, pandeigenaren en gemeenten kan de winkelstraat uit de negatieve spiraal komen en over enkele jaren weer floreren.”