Tekst: Karmen Samson
Hoofdbeeld: Modefabriek

We spraken met merken die bewust blijven kiezen voor fysieke aanwezigheid op de Nederlandse beurs Modefabriek, zoals Lars Gelling, commercieel directeur bij Summum, en Suzanne van Griensven, oprichter van Aimée the Label. Daarnaast vroegen we Sebastian Proft van Kings Of Indigo waarom zij besloten hebben niet langer op de Nederlandse Modefabriek te exposeren, maar zich te richten op beurzen elders in Europa. Ook Modefabriek zelf komt aan het woord: hoe zien zij hun rol in de huidige markt, en welke aanpassingen implementeren zij om relevant te blijven en toekomstbestendig te zijn?

Handelsbeurzen: een eeuwenoude verbindingsplek

Handelsbeurzen ontwikkelden zich al in de Middeleeuwen en speelden toen een cruciale rol in het verbinden van markten binnen continentaal Europa. Ze waren essentieel voor het samenbrengen van verkopers en het faciliteren van handel over grenzen heen. Mensen uit verschillende regio’s kwamen gedurende enkele dagen bijeen, in aantallen vergelijkbaar met die van een kleine stad. Naast handel werden vooral werkwijzen gedeeld, kennis uitgewisseld en contacten aangelegd. Een vergelijkbare situatie doet zich vandaag de dag nog steeds voor. Gemiddelde moderne beurzen trekken tienduizenden bezoekers uit meer dan honderd verschillende landen. Ze zijn daarmee geconcentreerde ontmoetingsplekken voor experts van over de hele wereld die elkaar anders niet zouden treffen. De beurs is een onmisbaar netwerkmoment, zowel voor starters als gevestigde namen, op nationaal en internationaal niveau.

Een jong en groeiend label dat om deze reden actief deelneemt aan beurzen zoals Modefabriek is Aimée the Label. Oprichter Suzanne van Griensven licht toe: “Het is dé plek waar we ons kunnen presenteren aan een breed en kwalitatief retailpubliek, en waar we elke editie opnieuw veel waardevolle nieuwe contacten opdoen. Inmiddels nemen we voor de achtste keer deel, en iedere editie is tot nu toe een succes geweest, met veel enthousiasme en mooie nieuwe verkooppunten als resultaat.”