Rana Plaza-eigenaar Mohammed Sohel Rana is samen met zijn ouders en een tiental overheidsfunctionarissen aangeklaagd voor moord. Ze worden verdacht van directe betrokkenheid bij de dood van 1137 mensen die bij de ramp in textielfabriek Rana Plaza in Bangladesh omkwamen. Wanneer ze veroordeeld worden voor deze aanklacht krijgen zij de doodstraf.

De aanklacht was in de eerste instantie dood door schuld, maar die is verzwaard door de ernst van het ongeluk. Onderzoekers kwamen erachter dat de arbeiders op de dag van de ramp werden gedwongen te werken, terwijl ze dat niet wilden. De dag voor de ramp waren er al grote scheuren in het gebouw ontstaan. Rana en zijn staf zetten die dag de arbeiders onder druk om toch aan het werk te gaan.

De carrière van Sohel Rana is een aaneenschakeling van geweld, zo blijkt uit een profiel in dagblad Trouw. Zo heeft Rana het land waar het Rana Plaza op stond met geweld afgedwongen. De landeigenaren werden vervolgens achtervolgt met wapens toen ze hiertegen een aanklacht wilden indienen bij de politie. Ook de vergunning om nog enkele verdiepingen op het gebouw te zetten is ‘op dubieuze wijze verkregen’, schrijft Trouw. De zwakke constructie van dit gebouw kostte ruim duizend mensen het leven.